15. Bevestiging

Gepubliceerd op 6 juni 2021 om 17:46

"Nee, laat ik het maar niet doen. Een ander heeft het vast meer nodig dan ik. Even doorbijten en doorlopen. Wat een flauwekul, je bent gewoon normaal. Het kost te veel geld." 

Allemaal zinnen die de laatste jaren door mijn hoofd spoken. Elke keer weer als ik er over nadenk om een invalidenparkeerplaats aan te vragen. Ik vind elke keer dat ik tóch niet gehandicapt genoeg ben. Ik laveer tussen ‘gewoon’ en gehandicapt zijn. Waar hoor ik bij? Mijn zoektocht duurt al 35 jaar. Vanaf het moment dat mijn behandeling voorbij is wordt er van me verwacht dat ik me weer ‘normaal’ gedraag. Ik moet weer naar school, en daar moet ik voldoendes halen anders blijf ik zitten. Met vrienden gaat het over ditjes en datjes want niemand zit te wachten op mijn verdrietige verhalen van het afgelopen jaar. Als ik niet lach word ik door mensen hierop aangesproken; “waarom ben je verdrietig? Je bent toch weer beter, en dus normaal?” Ik ga weer sporten. Weer tennissen bij mijn oude clubje met mensen met twee benen. Ik win nooit meer want rennen lukt niet. Toch blijf ik, want ik wil persé 'normaal' zijn. Net als elk ander. Als we een keer gaan zwemmen sta ik met mijn oude 'zwem'prothese in het zwembad onder de douche en zie ik vanuit mijn ooghoeken dat mensen elkaar aanstoten en naar mijn been kijken. Ik staar naar de grond en doe net alsof ik het niet merk. Ik wil immers normaal zijn. Gym op school. Er wordt verwacht dat ik mee doe want ik ben weer beter? Hockey, slagbal, softbal, nergens kom ik mee. Rennen gaat niet, de bal wordt niet naar mij gespeeld. Als ik dit bespreekbaar maak bij de gymleraar word ik vreemd aangekeken. Gewoon gymmen en meedoen, net als elk ander kind van de klas. Ik moet volgens de leraar vooral niet denken dat ik mag spijbelen tijdens gym. Maar…ben ik wel net als elk ander kind die gewoon kan gymmen? 

Het is een zoektocht die heel lang duurt en waarin ik heen en weer geslingerd wordt door de maatschappij. Je bent normaal, maar in het ziekenhuis en het revalidatiecentrum ineens weer niet. Dan ben je patiënt en word je voorzichtig behandeld. Ze weten daar dat ik ben beschadigd. Maar zodra ik de deuren van het ziekenhuis uitloop word ik boos aangekeken als ik even op het bankje bij de uitgang ga zitten om uit te rusten. “Asociaal die jeugd van tegenwoordig", zegt een oudere dame die voorbij loopt. Ze kijkt me vies aan en moppert omdat ze wat verder moet lopen omdat dit bankje nu bezet is door mij. Ik voel me schuldig. Ogenschijnlijk is er niks met me aan de hand. Maar onder mijn kleren en in mijn hoofd zijn de littekens van 1985-1986 nog vers.  

Ik ga door mijn studententijd en daarna krijg ik kinderen. Nog steeds doe ik alsof ik normaal ben en geen handicap heb. Alsof ik geen klachten heb. Daardoor voelt het alsof ik constant aan het liegen ben. Alsof ik nooit mezelf kan zijn. Net na mijn studententijd vraag ik een gehandicaptenparkeerkaart aan. Zodat ik niet zover hoef te lopen als ik ergens moet zijn. “Hey wat moet jij daar profiteur!”. Geschrokken kijk ik in het gezicht van een oudere man die me boos aankijkt. “Die plek is niet voor jou!” Ik durf niks te zeggen en loop door zonder nog op te kijken. Als ik ’s middags bij de supermarkt parkeer op een andere invalidenparkeerplaats stopt er een mevrouw en blijft naar me kijken. Ik stap uit de auto en ze scheldt me uit omdat ik, volgens haar, onrechtmatig op een invalidenplaats parkeer. Ik zucht en ik ben er klaar mee en besluit vanaf nu nooit meer deze kaart te gebruiken.

In 2014 word ik arbeidsongeschikt verklaard. Dus nu ben ik officieel niet meer 'normaal'. Het lukt me niet meer om mee te draaien in deze maatschappij. Ik heb hier moeite mee. Ik wil normaal zijn, maar het kán niet meer. Beter gezegd, het lukt me niet meer. Ik besluit om toch weer een invalidenkaart aan te vragen. Ver lopen gaat steeds moeilijker. Met in mijn achterhoofd de commentaren uit het verleden neem ik na een medische keuring dankbaar mijn kaart in ontvangst.   
Nu hoef ik niet meer zo ver te lopen voortaan. 

Ik ben 20 jaar ouder nu, de commentaren zullen misschien nu minder zijn? Maar niets is minder waar. Als ik bij de Albert Heijn op de invalidenparkeerplaats uit mijn auto stap zie ik dat er een vrouw op me wacht. Ik probeer het te negeren en leg mijn kaart achter de voorruit.ik zwaai mijn tas over mijn schouder en loop naar de ingang van de supermarkt. “Hallo wacht jij eens even. Sta jij nu werkelijk op een invalidenplaats? Wie denk je wel niet dat je bent?” Ik stop met lopen en draai me om. “Jij hebt totaal geen recht om daar te staan!“ Ik loop naar mijn auto en wijs naar de voorruit waar mijn kaart ligt. “Je zit toch niet in een rolstoel? Je moet je kapot schamen!” Boze ogen schieten vuur naar me. En nu…is het klaar. Dit is niet mijn keuze en dat ik dan zo uitgekafferd word is totaal onterecht. Na alle jaren stilte trek ik eindelijk mijn mond open “Mevrouw, als u uw been ook laat amputeren dan kunt u zelf ook zo’n kaart aanvragen. Goedemiddag.” Ik draai me om en loop weg. Mijn hoofd wordt rood voel ik, maar dat ziet ze toch niet. Als ik de winkel binnen stap draai ik mijn hoofd even snel om. De mevrouw staat mij met open mond na te kijken.  

De jaren gaan voorbij en het besef dat ik nooit meer normaal zal zijn groeit met het ouder worden. Lopen wordt steeds zwaarder. Door mijn falende hart maar ook door mijn omkeerplastiek die op is. Mijn rolstoel staat tegenwoordig binnen handbereik en er zijn electrowielen besteld. Ik ben er blij mee want tegenwoordig besef ik me dat het oké is dat bij mij niet alles ‘normaal’ gaat. Dat het niet erg is om hulp te krijgen bij mijn lichaam. Wát andere mensen daar ook van vinden. En dat brengt ons terug bij de invalidenparkeerplaats. 

Onze straat staat vol met auto’s. Elke dag weer. Als ik weg ben geweest dan moet ik vaak in een andere straat parkeren of soms helemaal aan het einde van de straat. Het is te ver voor mij… en na al die jaren besluit ik eindelijk om een knoop door te hakken en voor mezelf te kiezen. Ik ga een invalidenparkeerplaats voor mijn huis aanvragen. Het is genoeg geweest. Het bizarre is dat er een ook nog een som geld voor neergeteld moet worden. Je krijgt dit niet vergoed… Mijn vakantiegeld is meteen verdwenen. Ik doe een aanvraag bij de gemeente en na veel papierwerk en een wachttijd is het na 2,5 maand eindelijk zo ver. De bel gaat en 2 medewerkers van de gemeente komen een paal voor mijn deur zetten. Een paal met mijn kenteken erop. Als ze klaar zijn voel ik me een beetje trots. Trots omdat ik steeds meer accepteer dat ik anders ben en luister naar mijn lichaam. Als ik nu thuiskom parkeer ik voor mijn deur en loop met 5 stappen naar binnen. Goed gedaan Lysette, na 35 jaar luister je eindelijk naar je lichaam en laat je de mening van andere mensen wat meer achter je liggen. Ja je leest het goed, "wat meer". Er ligt inderdaad nog steeds werk aan de winkel te wachten voor mezelf de komende jaren. Maar voor nu is de gehandicaptenparkeerplaats voor mijn deur een hele fijne bevestiging dat ik al goed bezig ben!


«   »

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.