Het is 20.00. Mijn ouders moeten naar huis. Althans, naar mijn oma die in Leiden woont. Daar logeren ze, zo lang ik hier lig. Hier in het Emma kinderziekenhuis zijn ze niet zo strikt met bezoekuren. Ouders mogen komen en gaan wanneer ze willen. Maar 's avonds als het bedtijd is wordt helaas iedereen verzocht om te vertrekken. Zo ook nu.
Mijn ogen zijn dicht maar ik hoor alles en ben me heel erg bewust van mijn omgeving. Mijn lichaam is uitgeschakeld maar mijn geest niet. Vanmiddag ben ik aan de chemotherapie begonnen en vanaf een uur of 18.00 ben ik doodziek geworden. Ik blijf maar spugen en voel me steeds ellendiger. Elke minuut die verstrijkt is er 1 teveel. De smurfen blijven op de achtergrond zingen, in gedachte draai ik ze allemaal de nek om. Omdat ik tussen het spugen door met mijn ogen dicht lig denken mijn ouders volgens mij dat ik slaap. Om 20.00 uur komt papa dicht bij mijn hoofd en fluistert in mijn oor dat ze naar oma gaan. Een beetje in paniek open ik mijn ogen en kijk hem aan. "Nee", fluister ik. "Niet weggaan". Ik heb geen energie om harder te praten of te huilen. "We moeten weg van de zuster want het is bedtijd op de afdeling", zegt papa. "En we moeten nog helemaal naar Leiden rijden. Morgen zijn we er weer".
Ik zie aan hun gezicht dat papa en mama het er moeilijk mee hebben. Ze zien er verdrietig uit en aaien me over mijn hoofd. Ineens komt er een zuster binnen en die kijkt naar mijn infuus. Ze draait aan het slangetje van het infuus zodat hij wat harder gaat druppelen. Ze hangt een nieuwe fles op en doet ook daar een rode zak met doodskop overheen. Ze stopt een thermometer in mijn mond. Het is een thermometer dat met een snoertje aan een monitor zit. Daarop kun je zien hoe hoog je temperatuur is. Om de thermometer zit een hoesje die na iedere patiënt vervangen wordt. De thermometer moet onder mijn tong. "Prima", zegt de zuster als het ding een piepje geeft. "Hoe voel je je verder?" "Ik ben zo misselijk", fluister ik zachtjes. "Ik ga vragen aan de dokter of we daar iets aan kunnen doen". Ze loopt naar de deur waar mijn ouders nog steeds stilletjes staan te dralen. "Alles is goed met haar hoor, u kunt rustig gaan."

Mijn vader knikt kort en doet de deur open. Hij draait zich nog een keer om en zwaait. Ik til mijn hand op en zwaai zwakjes terug en ik pers er een glimlach uit om ze niet te bezorgd te maken. De deur gaat dicht, het grote licht gaat uit. Het licht op de gang schijnt door een raam naast de deur naar binnen. Zodra de deur dicht is vlieg ik weer omhoog en spuug weer. Mijn ouders hadden een kom op mijn nachtkastje neergezet. De ijzeren kom waar ik in moet spugen heeft een nare metaalgeur. De kom is groot en maakt een hoop herrie als je hem weg zet. Ik moet van de zuster bellen als ik gespuugd heb. Ik zit te hijgen boven de bak en staar voor me uit. Als het weeë gevoel weer omhoog komt knijp ik mijn ogen stijf dicht. Niet in de kom kijken, niet kijken, niet kijken. Met dicht geknepen ogen waar tranen uit lekken zit ik half rechtop in mijn donkere kamer. Tussen mijn benen de ijzeren kom. Ik hijg weer. Waarom gaat die klote misselijkheid niet weg? Na het spugen ben ik nog net zo misselijk als daarvoor. Wat een hel, bedenk ik mij. Hijgend en zwetend zoek ik de bel. Op mijn nachtkastje staat ie. Een degelijke klingelbel. Ik pak hem op en beweeg hem zachtjes heen en weer. Wat een herrie maakt dat ding. Nog harder bel ik. Maar er komt niemand. Ik zak achterover in de kussens met mijn ogen dicht. Wat een ellende is dit. Ik ben volledig afhankelijk van andere, ik mag mijn bed niet uit, lig aan het infuus, en er komt niemand als ik bel. Ik moet weer even in slaap zijn gevallen want ineens schrik ik wakker van het licht wat aan gaat. "Zo, wat is er aan de hand? Moet iedereen wakker worden?" Ik reik de kom aan de zuster. Ze neemt hem aan en loopt weg. Ze laat het grote licht aan. En ik heb geen reserve kom. Moet ik nu weer bellen? Ik durf het niet. En ik kan het niet opbrengen. Zwetend probeer ik weer te slapen. Mijn hele lichaam lijkt wel in de fik te staan. Alles brand. Mijn buik doet zeer. Het grote licht doet pijn aan mijn ogen. Mijn gedachte zijn scherp.
Het is bijna kerstmis. Overal staan al kerstbomen. Zou de kerstboom thuis al staan? We hebben altijd een grote echte kerstboom. De geur is heerlijk en de gekleurde ballen en lichtjes geweldig. Ook al ben ik 11, ik krijg er nooit genoeg van. Heerlijk om onder de boom te gaan liggen en omhoog te kijken naar de lampjes. We hebben ook altijd een stalletje onder de boom staan. Met baby Jezus in de kribbe. Hij heeft een gat in zijn rug want je kunt hem uit zijn kribbe trekken. Er zit namelijk een spijker in de kribbe waar Jezus op vast geprikt wordt. Voor de grap haal ik hem altijd een paar keer van de spijker af en vervolgens moet ik heel veel moeite doen om hem weer op de spijker te krijgen omdat het gaatje in zijn rug zo klein is. Normaal moet ik altijd grinniken om dit verhaal. Nu niet...ik mis thuis. Ik mis mijn eigen bed. Ik mis ons huis en mijn eigen omgeving. Ik mis papa en mama en zelfs het geklier van mijn broer. Gewoon naar school gaan mis ik zelfs. Mijn moeder heeft school gebeld zei ze. En alles verteld. Ze moest me beterschap wensen van de leraar. Ik voel me zo anders dan alle andere kinderen. Ik wil zo graag weer normaal zijn. Ik huil brandende tranen. Het duurt maar even want een golf van misselijkheid dient zich weer aan. Waar is het bakje?? O nee! De zuster heeft geen nieuwe gebracht! Ik zoek de bel, en klingel of mijn leven er vanaf hangt. Maar...het is te laat. Verdrietig kijk ik naar mijn bed. Niemand die er komt, niemand die me troost en niemand die me helpt. Ik kan dit niet alleen! Ik bel nog een keer voorzichtig. Het maakt zo'n herrie en iedereen kan het horen. Straks maak ik nog iedereen wakker. En dan ....geef ik het op. Ik weet niet meer wat ik moet doen. Laat allemaal maar. Verdrietig voel ik mijn brandende lichaam protesteren. Tranen branden en mijn hoofd voelt alsof het wil exploderen. De deur gaat weer open. "Controles", roept de zuster te hard en te vrolijk. Het is ondertussen midden in de nacht. "39,3, dat is niet zo mooi! En je bed is vies, dat moeten we verschonen! Kom eruit en doe maar een schone pyjama aan. Pak je er even zelf 1 uit het kastje? Dan verschoon ik je bed". Met hoogrode konen en waterige rode ogen kijk ik haar aan. Ik mocht mijn bed toch niet uit? Ik mocht toch niet meer steunen op mijn knie? Ik ga op de rand van het bed zitten, alles tolt om me heen. "Ik kan het niet", fluister ik zacht. "Ik voel me zo ziek". En daar komt het weeë gevoel weer. Bij gebrek aan een kom weet ik niet wat ik moet doen. Ik kokhals maar er komt niks meer uit. Ik ben helemaal leeg. Ik kokhals tot aan mijn tenen. Tranen in mijn ogen. "Morgen vraag ik aan de dokter iets voor de misselijkheid, nu kan ik hem daar niet voor wakker maken". Ik knik. Geen arm om me heen, geen troostende woorden. De zuster staat toe te kijken tot ik klaar ben. "Zo en nu je bed verschonen, als jij naast je bed gaat staan dan kan ik je bed afhalen." Ik probeer met bibberende benen te gaan staan.
Ik sta in mijn vieze pyjama naast mijn bed te trillen. De zuster is gelukkig snel en als ze klaar is klapperen mijn tanden op elkaar. Dan moet mijn pyjama nog. Door het spalkje wat voor het infuus om mijn arm zit gaat dat lastig. De hele draad van het infuus moet er door heen. Het duurt me te lang. Ik zweet en bibber tegelijk. Ik ben duizelig en mijn lichaam brand. Laat het afgelopen zijn! Hoe lang duurt dit nog...? Ik stel de vraag zachtjes aan de zuster. "Ik weet het niet, dat moet je morgen maar aan de dokter vragen" is het antwoord. Uiteindelijk vertrekt ze en ze doet het grote licht uit. Ik zie, voor ze de deur dicht doet, een glimp van een kerstboom in de gang. Maar de deur gaat weer stevig dicht en ik blijf alleen achter in het bijna donker.
Het is eindelijk ochtend. Wat een vreselijke nacht. Ik heb bijna niet geslapen en ben nog steeds doodziek. Er komt gewoon geen einde aan. Spugen lucht niet op en de koorts is er nog steeds. Overdag is er meer aanloop van zusters en papa en mama komen straks. Dat is fijn. Alhoewel ik niet meer kan dan liggen met mijn ogen dicht. De zuster komt binnen en vertelt me dat ze me een spuitje tegen de misselijkheid komt geven. Ze komt naast me zitten en draait het kraantje van mijn infuus open. Daar sluit ze een spuitje op aan en duwt deze leeg. Het voelt een beetje koud in mijn aderen. Prompt begin ik meteen te spugen. "Straks kom ik dit nog een keer doen", zegt ze. Terwijl ik met mijn kom op schoot in bed zit gaat de deur open. Daar staan 2 meisjes. 1 in een rolstoel en 1 er achter. Het is Tanja met het amandelmeisje. Het lijkt alweer lang geleden dat ik haar zag maar het is pas een paar dagen geleden. Toch? Of welke dag is het eigenlijk..? Tanja komt ongevraagd binnen gerold en praat druk en hard en stelt allerlei vragen. Ik kokhals. Ze is vrolijk en laat dat blijken. Ik wil niks, ook dit niet. Beseft ze zich wel hoe beroerd ik me voel? Ik geef nergens antwoord op. Ik kan het simpelweg niet. Tanja ratelt maar door en word een beetje kribbig dat ik niks zeg. Ik lig in de kussens met mijn ogen dicht. Laat-me-met-rust. Tanja ritst de gordijnen open want ze vindt dat de zon heerlijk schijnt. De zuster komt binnen en stuurt haar weg. "Zie je niet hoe ziek ze is? Je bent veel te druk en het is niet eens bezoek uur. Hup hup wegwezen." Tanja rolt langzaam weg en zeg dat ze morgen terug komt. Ik vlieg omhoog en pak net op tijd mijn kom. Ondertussen komt Harm binnen, een mannelijke verpleegkundige.
"Goedemorgen! Hier ben ik met je snoepjes van deze ochtend!" Hij heeft een bakje vast waar 3 felrode spuiten in liggen. Het is de Adriamycine die ik gisteren ook gekregen heb. En waar ik zo naar van werd. Ik voel me al zo ziek! En nu ook dit nog? Tranen springen in mijn ogen. NEEEEE!!! De zak met het doodshoofd druppelt ook nog steeds en nu deze gifspuiten er ook nog bij?? En waarom is die Harm zo laconiek? 'Je snoepjes'..... Ik hoef ze niet! Laat hij ze zelf nemen. Waarom komt werkelijk ALLES tegelijk! Het ene ellendige ding gaat naadloos over in het andere ellendige ding. Ik weet dat in opstand komen me niet gaat helpen want het moet toch. En ergens voel ik me te ziek om in opstand te komen. Ik kokhals nog een keer en geef ondertussen mijn arm aan Harm, waarna hij de spuiten leeg drukt in het kraantje aan mijn infuus. De hitte komt in volle vaart op in mijn keel en mijn buik, ik voel me wegzakken, duizelig, misselijk en een gevoel wat niet uit te leggen is. Zelfs hitte in mijn blaas. Alle controle vloeit uit me, ik wil dit niet meer. Laat het stoppen......dit is onmenselijk...ik ben pas 11. Waarom ik.....Waarom? En ik trek de kom weer van het nachtkastje af.....dit word de slechtste kerst van mijn leven. Kerstmis 1985...... ©
Reactie plaatsen
Reacties
Jeetje Lysette.... wat bof ik dat mij dit bespaard is gebleven...... maar jij..... op je 11de dit allemaal mee moeten maken.... onmenselijk..... liefs
Wens jou en je gezin een kerst die in alle opzichten beter is dan toenπππ
β€οΈβ€οΈ
Ik wordt acuut weer misselijk. Wat een ellende was het toch. Wij hadden spuugbakjes van karton. Zie ze nog in het ziekenhuis en ruik dan de geur. Misselijk, pijn en een enorm eenzaam gevoel. β€
Weer zo herkenbaar, je schuldig voelen om hulp te moeten bellen en dan de reactie van de verpleegkundige. ( niet allemaal trouwens! ) Inderdaad wat Zwannie al aangeeft 'wij' hadden ze van karton.
Een kerst die je nooit vergeet, maar hopelijk is Kerst 2019 er eentje die fantastisch is met je gezin, ondanks de antibiotica.ππ
Wens je een onvergetelijke kerst!
Slik, snik en een hele dikke virtuele knuffel voor nuπ
Steeds moet ik denken hoe goed jij de details nog kunt beschrijven na zoveel jaar. En het besef wat voor impact dit op je heeft gehad en je daarom de details dus nog weet.
Heftig.....
Je schrijft mooi over een ontzettende emotionele gebeurtenis in jou leven. Alle respect!!!!!!! Hoop dat het nu wel een mooie en fijne Kerst mag zijn!
Wens jullie hele fijne dagen!
π’
Hele fijne feestdagen met jou gezin en familie!!!πππ
Ook nu ben ik weer onder de indruk hoe je deze vreselijke ervaringen weet te vertellen.
Hoe je dit als kind meemaakte . Niet te bevatten....
Liefs Han
Heel herkenbaar weer. Ik vond de rode spuiten altijd vreselijk omdat ze zeer deden als ze werden leeg gespoten. ik de mazzel dat alle zusters heel lief waren. Wat ik mij nog weet te herinneren.
Meis een hele mooie kerst nu gewenst , al zul je die nare kerst nooit vergeten ππ