29. Dag 14

Gepubliceerd op 20 december 2020 om 12:00

Dag 14. Het is twee weken geleden dat mijn been eraf ging. Precies 14 dagen  geleden verdween mijn knie, een stuk van mijn onderbeen en bijna mijn gehele bovenbeen, uit mijn leven. Om vervolgens nooit meer terug te komen. Wat overbleef is een misvormd mini beentje met een voet die achterstevoren op kniehoogte zit. De artsen die ‘s morgens visite lopen en uiterst enthousiast reageren als ze mijn kleine been zien, maken hoge kreetjes van blijdschap. “De operatie is zo goed gelukt! Je zal wel blij zijn! Fijn hè dat niet je hele been eraf hoefde en dat je nu toch nog een stukje been van jezelf hebt. Goed dat je deze keuze hebt gemaakt." En met een duim omhoog lopen ze lachend weer weg… Waarom ziet niemand mij? Waarom ziet niemand wat er in mijn hart om gaat? Ik wilde deze keuze helemaal niet hoeven maken, ik heb deze keuze gemaakt omdat ik me gedwongen voelde door mijn omgeving. Een keuze omdat kanker uit mijn lichaam gehaald moest worden. Niet omdat ik daar ook maar enige zeggenschap in had. Ik moét blij zijn omdat ik geen uitzaaiingen. Ik moet blij zijn dat ik een omkeerplastiek heb die goed gelukt is. Ik moet blij zijn dat ik nog leef. Ik moet blij zijn omdat.....maar ik ben niet blij.  Ik voel me van binnen èn van buiten gehavend. Kaal, lelijk, extreem dun, een been wat nooit meer normaal zal zijn, een ander been die totaal niet meer functioneert zoals het hoort. Nooit meer rennen, nooit meer korte jurkjes met blote benen, nooit meer trots op mijn haar, nooit meer zoals het was, nooit meer de oude Liset, nooit meer zoals vroeger. Gewoon normaal….

Terwijl ik in bed dit alles lig te overdenken gaat de deur weer open en komt de beruchte tafel weer binnen. Ik voel me gruwelijk opstandig worden van binnen. Laat me met rust! Iedereen wil de hele dag van alles van me, ze komen binnen op tijdstippen die hun gelegen komen. Niemand staat erbij stil dat ik misschien een dag even vrij wil zijn. Vrij van alle ellendige onderzoeken, vrij van pijn, vrij van pillen, vrij van alles en iedereen, zodat ik kan verwerken wat er allemaal gebeurd. Ik heb al sinds december 1985 geen vrije dag gehad, het is nu 19 maart 1986 en nog steeds heb ik geen vrij.

De fysio staat ondertussen aan mijn bed en sommeert me eruit te komen om weer aan het werk te gaan met de tafel. ‘Sommeert’, ja je leest het goed… geen vriendelijke hand, geen begrijpende glimlach en ogen die de mijne vinden. Mijn blik wordt vermeden en de tafel wordt in gereedheid gebracht naast me. Het borrelt diep van binnen steeds wilder. “Hup, hup, ik heb niet de hele dag de de tijd”, hoor ik. Jeetje....dit is toch niet normaal, bedenk ik me mokkend. Met ingehouden irritatie sla ik de dekens van mijn onderlichaam. Omdat mijn wond flink ontstoken is mag er geen gips meer omheen want dat sluit de wond teveel af, waardoor het nog meer een broedplaats voor bacteriën kan worden. Ik probeer me met mijn handen omhoog te drukken en voel meteen een scherpe pijn in mijn kleine been. Het bot is met platen en schroeven aan elkaar gezet dus breken zal het niet. 

De fysiotherapeut staat nu naast me helpt me  op de tafel. Ik word weer vastgesnoerd. De tafel is de vorige keer al meer dan de helft rechtop gezet. Terwijl de gespen om mijn buik worden vastgemaakt wordt er verder niet gesproken. Ik voel me niet gehoord, niet begrepen, en mijn verdriet wordt al zeker niet gezien. Als de haak eraf gaat en het bed weer langzaam begint te kantelen bereid ik me al voor op de pijn. “Ik wil helemaal recht vandaag”, hoor ik mezelf besluitvast zeggen. De fysiotherapeut kijkt me nu voor het eerst aan. En ik hem. Ik bijt me vast in zijn ogen. “Ja ik weet het zeker”, zeg ik vastberaden en ik blijf hem aankijken. Ik heb besloten om me door niets en niemand meer van de wijs te laten brengen. Ik wil de controle over mijn leven weer terug. “Dat gaat heel erg veel pijn doen”, zegt hij tenslotte. Ik knik en sluit mijn ogen. Ik zet mijn tanden op elkaar en voel hoe de tafel langzaam helemaal rechtop wordt gezet. Ik voel het bloed uit mijn hoofd wegtrekken en de kloppende pijn in mijn kleine been inmens worden. Mijn linkerbeen begint heel erg te trillen. Ik voel me misselijk worden maar zeg niks. De pijn verscheurd mijn hele lichaam. Het voelt alsof mijn kleine been zometeen uit elkaar spat. Er komt een soort oergrom uit mijn keel. Leg me maar weer plat zeg ik met een benepen stem. “Nog 1 minuutje” zegt de fysio. Wat, nog 1 minuutje!? Mijn lichaam valt uit elkaar zometeen. Het grommen wordt schreeuwen, het schreeuwen wordt huilen als een dier in nood. De pijn is wederom  allesoverheersend.  Uiteindelijk legt de fysiotherapeut de tafel weer plat en tilt me in bed. “Waarom luisterde je niet naar me”, vraag ik hulpeloos aan hem met een betraand gezicht. Ik was zo trots op mezelf dat ik vandaag helemaal verticaal ging met de tafel maar het voelt alsof het wéér niet genoeg was. Het moest ook nog eens aan een tijdslimiet voldoen voor de fysio. De fysio zegt niks en maakt de tafel schoon en loopt daarna met tafel en al de deur uit, mij met al mijn verdriet achterlatend..

 

‘s Middags zit er een psycholoog aan mijn bed. Ik ben in mezelf gekeerd en wil niet praten. Als mijn verdriet hoog zit sla ik dicht. Dan bouw ik een muur om me heen, voor iedereen. Dan wil ik rust. Maar ook nu krijg ik deze niet. Er wordt van alles gevraagd en er wordt geport en geduwd aan me. Mentaal gezien. Maar ik kan het niet opbrengen om weer het verdriet van vanmorgen opnieuw te voelen.  Dus ik zeg niks. En gek genoeg geeft me dat ergens een sprankje van binnen. Een sprankje eigenzinnigheid die ik blijkbaar nog steeds heb, een sprankje vechtlust, en een sprankje controle over mijn leven. Want mijn leven is van mij.

 

Midden in de nacht hoor ik een meisjesstem met een zwaar accent. Ze roept “mama, mama”. Het klinkt alsof ze niet uit nederland komt.  De volgende dag vertel ik het aan mijn moeder. Mijn moeder kijkt op de zaal naast mij en meteen roept het meisje weer “mama, mama”. Het is een meisje van afrikaanse afkomst en ze is blijkbaar helemaal alleen. Toen ze mijn moeder zag riep ze meteen weer “mama, mama, mama”. Mijn moeder vindt het zielig. Ze besluit om vanaf nu om tijdens het bezoekuur ook af en toe bij het meisje langs te gaan. Ze helpt het meisje met eten of drinken. Of ze troost haar. 

Ik merk dat ik dat lastig vind. Het bezoekuur is hier vrij strikt. Ik ben dolblij met bezoek van mijn ouders, maar als mijn moeder dan halverwege naar het meisje gaat dan baal ik. Ik zie ze al zo weinig en nu moet ik haar ook nog delen met iemand anders? Dat wil ik helemaal niet. Ben ik nou jaloers ?

 

De volgende dag mag ik voor het eerst in de rolstoel omdat ik gisteren recht op de tafel heb gestaan. Het is een rolstoel met grote wielen waardoor ik mezelf kan voortbewegen. En dat is fijn! Dat geeft weer wat vrijheid. Voorzichtig zit ik in de stoel. Ik mag 15 minuutjes rijden vandaag.  Voorzichtig draai ik aan de wielen. Waar ga ik heen? Ik besluit mijn ouders tegemoet te rijden naar de lift. Het bezoekuur is tenslotte al even begonnen. Als ik mijn kamer uit rijd hoor ik een bekende stem, is dat mama? Blij rijd ik de richting van haar stem op. “Mama, mama”, hoor ik de meisjesstem weer. Als ik voor de deur sta zie ik dat mama daar binnen is, ze geeft het meisje pap. Ik schat het meisje een jaar of 7. Ze zit op schoot bij mama en heeft een klein dun armpje om mama's nek geslagen. Ze is gek op mijn moeder zie ik meteen. Mama is dol op kleine kinderen. Ik wil naar binnen rijden met de rolstoel om mama te helpen met het meisje, maar zodra het meisje mij ziet begint ze te gillen. “Weg, weg, schreeuwt ze. Ik blijf halverwege de kamer verbijsterd staan en voel me een beetje buiten spel staan.. Het meisje krult zich helemaal tegen mijn moeder aan en mijn moeder troost haar. “Mijn mama, mijn mama,” roept ze boos tegen mij. Ik besluit haar te negeren en rol door richting mijn moeder. Het meisje wordt helemaal wild en krijst en schreeuwt dat ik weg moet. Mijn moeder haar armen zijn om het kleine kind heen gevouwen en ze troost haar. Ik kijk mama aan maar vang haar blik niet. Het meisje is te erg overstuur.
Ik voel me vreemd, het is tenslotte míjn moeder. Ik noem haar mama en het voelt naar dat een meisje dat mij niet mag dat ook doet. Zeker onder deze omstandigheden.  Verdrietig druip ik af, en draai me om en rol naar mijn eigen kamer. Ik voelde me niet gewenst in de kamer. Papa hangt daar net zijn jas op en kijkt vrolijk omdat ik in de rolstoel zit. Ik voel me niet vrolijk en vertel papa wat er gebeurd is. Hij knikt begrijpend. Ik weet me niet zo goed raad met mezelf, en ik voel me alleen.

Als mama na een kwartiertje ook komt kijkt papa een beetje geïrriteerd naar haar.  Ik voel me ongemakkelijk, mama en papa kibbelen een beetje heen en weer over mijn hoofd heen. Ik vang flarden van het gesprek op. "Liset heeft je ook nodig", hoor ik mijn vader zeggen. Ik wil geen ruzie. En mama bedoelt het goed. Alleen moet ik wel toegeven dat ik de situatie zoals die zojuist op de kamer hiernaast was absoluut niet prettig vond. Ik voel me een beetje opgelucht dat ik dat niet zelf hoef te zeggen.  Op de gang hoor ik het meisje hard huilen en mama roepen. Mama wipt onrustig op haar stoel heen en weer. Papa’s ogen priemen zich in de hare....

 

-A.s. zondag 12.00 uur een nieuw verhaal-


«   »

Reactie plaatsen

Reacties

Corry
2 jaar geleden

Oei wat heftig weer . ❤️💋

Dorien
2 jaar geleden

Laatst tijdens een hypnosessie zo'n beetje dezelfde gevoelens en gedachtes. Wat mag ik, wie ben ik in het hele verhaal. Je eigen regie mogen hebben in het geheel is zo belangrijk! Mee mogen denken, mee beslissingen maken. Niks is ergers dan dat je alles maar overkomt en moet gebeuren.

Huibert Branderhorst
2 jaar geleden

Heftig verhaal.🌹

Zwannie
2 jaar geleden

Weer zoveel herkenbaar in jouw verhaal. Je gevoelens in die tijd, niet meer worden gezien als mens waar geen rekening mee hoeft worden gehouden. Het ergste is dat dit nooit meer helemaal overgaat. Ben nu 52 en vind het nog steeds moeilijk om iets voor mezelf te vragen. 😘

Ciska Buitendijk
2 jaar geleden

Wow Weer zo mooi en aangrijpend geschreven Wat heb jij toch veel meegemaakt 😥😥❤️